Nieuws

19 DEC 2014

Jongere leerlingen roken en drinken minder, meer aandacht nodig voor 16-plussers

VAD jongerenbevraging

Jaarlijks bundelt de VAD de resultaten van de leerlingenbevraging in een syntheserapport,representatief voor Vlaamse jongeren in het secundair onderwijs. Vandaag wordt het rapport van het schooljaar 2012-2013 gepresenteerd, waarin 30.592 leerlingen uit 67 verschillende scholen deel namen aan de bevraging. De resultaten liggen in de lijn van de vorige jaren.

Tabak: dalende trend zet zich niet door bij de oudste leerlingen

In 2012-2013 gaf 29,7% van de jongeren aan ooit gerookt te hebben. Dit cijfer bevestigt de dalende trend van tabaksgebruik onder jongeren. Voor de jongeren die wel rookten, kwam de eerste sigaret er gemiddeld op 14,5 jaar. Bij 28,1% was dat pas op 16 jaar of ouder. Bovendien daalt het ooitgebruik van tabak bij de 17-18-jarigen merkelijk trager dan in de andere leeftijdscategorieën.

17,3% van de 17-18-jarigen is een dagelijkse roker. Dit betekent dat er naast de preventieve programma’s ook nood is aan tabaksstopprogramma’s bij de oudere leerlingen.

Alcohol: scharnierleeftijd 16

Sinds 2009 ligt de wettelijke minimumleeftijd voor het kopen van alcohol (bier en wijn) op 16 jaar. Hoe verhoudt zich dit tot het gebruik in de realiteit? 51,6% van de min-16-jarigen heeft al ooit alcohol gedronken. Nog steeds de helft, maar het is alvast een sterke daling tegenover 76,7% in 2005-2006. Meer en meer jongeren onder de 16 zijn zich ook bewust van dat verbod op alcohol voor hun leeftijdsgroep. De VAD vroeg hen of zij gemakkelijk aan alcohol kunnen raken. 56,6% antwoordde positief. Drie jaar geleden, tijdens het schooljaar 2010/2011, was dat nog 64,6%. Ook zeggen meer en meer min-16-jarigen geen alcohol te drinken omdat dit voor hun leeftijd verboden is: in het schooljaar 2007/2008 gaf 30,3% dit als motief om niet te drinken, in 2012/2013 is dit gestegen tot 48,6%.

Deze positieve evolutie bevestigt het belang van een duidelijke wetgeving, controle en blijvende sensibilisering naar jongeren en hun omgeving, om de beginleeftijd van alcoholgebruik uit te stellen. 16 blijft wel een scharnierleeftijd. Er zijn weinig jongeren die pas later een eerste glas drinken. Bij jongeren tussen 16 en 18 jaar dronk 79,6% tijdens de laatste maand voor de bevraging, 34,3% drinkt regelmatig alcohol. In deze leeftijdscategorie is alcohol dus gemeengoed. Eén op tien geeft aan maandelijks minstens één keer meer dan zes glazen (voor jongens) of vier glazen (voor meisjes) op twee uur tijd te drinken. Jongeren sensibiliseren over occasioneel risicovol drinken blijft de komende jaren belangrijk.

Cannabis en illegale drugs

17,3% van de jongeren heeft ooit cannabis gebruikt, 10,5% gebruikte het afgelopen jaar. Hiermee zien we voor het derde jaar op rij gelijklopende cijfers. Wel verwachten meer en meer jongeren geen reactie van hun vrienden indien ze cannabis zouden proberen. In het schooljaar 2008/2009 verwachtte 71,8% dat hun vrienden het proberen van cannabis zou afkeuren, in 2012/2013 is dit gedaald tot 64,5%. Dit wijst op een groeiende normalisering van cannabisgebruik bij jongeren.

Andere illegale drugs blijven een eerder marginaal gegeven onder jongeren. 3,7% heeft ooit een andere illegale drug gebruikt, 1,7% gedurende het afgelopen jaar. De gemiddelde beginleeftijd voor illegale drugs ligt hoger dan voor alcohol of tabak, met 15,4 jaar voor cannabis en 16,3 jaar voor andere illegale drugs.

25 NOV 2014

Alle 44 Limburgse gemeenten tonen zich solidair

De lokale besturen in Limburg ondersteunen al decennia lang de hulpverlening aan personen met afhankelijkheidsproblemen.

In  1992 publiceerde CAD een nieuw registratieonderzoek naar de drugproblematiek in onze provincie. Daaruit bleek dat de geregistreerde drugproblematiek in 6 jaar tijd (het vorige registratieonderzoek dateerde van 1984) was verdrievoudigd en in alle Limburgse gemeenten aanwezig was. Het provinciebestuur riep daarop alle Limburgse lokale besturen  op om solidair een inspanning te doen om de drughulpverlening en preventie in onze provincie te versterken. Aan de lokale besturen werd een modelcontract voorgelegd waarbij CAD zich engageerde tot  ambulante zorg, een preventie en consultaanbod en de realisatie van een regionale antennes.  

Hernieuwd engagement

In 2013 lanceerde het Limburgs Steunpunt OCMW’s, onder voorzitterschap van Mevr. Nadja Vananroye, een nieuwe oproep aan alle lokale besturen om de lopende overeenkomst met de CAD, met enkele beperkte aanpassingen, te herbevestigen dan wel aan de nog niet aangesloten besturen een contract met de CAD af te sluiten. Dit alles gebeurde in een sfeer van bezuinigingen bij alle besturen.

38 lokale besturen hebben ondertussen de nieuwe overeenkomst ondertekend,  6 zullen dit eerdaags doen, maar hun huidige overeenkomst loopt zo wie zo verder volgend jaar, zodat we formeel kunnen stellen dat 44 van de 44 Limburgse lokale besturen voor volgend jaar een overeenkomst hebben met onze dienst.

Door de samenwerking met lokale besturen kon CAD een deskundige dienstverlening uitbouwen voor alle Limburgers, zowel preventief als curatief.

Inspelen op noden

CAD ondersteunt de eerste lijn in de opvang van personen met verslavingsproblemen (consult aan OCMW’s, CAW’s), bouwde voor de methadon-hulpverlening een netwerk uit van gemandateerde huisartsen, begeleidt cliënten die als alternatieve straf door justitie worden verwezen, werkt samen met de Algemene Ziekenhuizen en Psychiatrische Ziekenhuizen, organiseert het Case Management van de Crisisafdeling van de ZOL, ….

Vorig jaar werden 3.169 cliënten, komende uit alle Limburgse gemeenten, door onze dienst begeleid. In dat zelfde jaar organiseerden we 1.192 preventieactiviteiten. Met de door de lokale besturen ter beschikking gestelde middelen kan CAD  extra personeel inzetten, een netwerk van 10 kantoren runnen, nieuwe projecten realiseren, inspelen op acute behoeften (bv winteropvang in Hasselt en Genk). 

Herstappe 

Herstappe is voor ons het sluitstuk van een algemene Limburgse solidariteit en toont aan dat ook de kleinste gemeente daadwerkelijk wil en kan meewerken aan een actief, breed gedragen én geïntegreerd drugbeleid. Op dit moment staat in België de ambulante drughulpverlening en preventie zoals deze in onze provincie werd uitgebouwd, model.   Het zogenaamde ‘Limburgs model’.

 Dit resultaat kon maar gerealiseerd worden dank zij de solidaire reflex van de Limburgse beleidsverantwoordelijken. 

Meer lezen

MVH

21 NOV 2014

Gokken op (online) weddenschappen, niet zonder gevaar

online weddenschappen

Wedkantoren verschijnen steeds vaker in het straatbeeld en ook bij de dagbladhandelaar is er de mogelijkheid om in te zetten op sportweddenschappen. In Limburg zijn er momenteel 202 dagbladhandelaars en 48 wedkantoren waar men kan wedden. Naast deze fysieke mogelijkheid tot gokken kan men ook online inzetten op dit soort wedstrijden. Gezien de laagdrempeligheidheid van deze kantoren en het internet merken we een toename van het aantal gokkers op sportwedstrijden.

Het inzetten op dit soort weddenschappen is niet zonder gevaar. We merken op dat spelers, soms minderjarig, door hun “ervaring”  het resultaat denken te kunnen voorspellen van een sportwedstrijd. Men houdt echter geen rekening met de factor "toeval" eigen aan gokspelen. Als speler heb je nooit invloed op het spelresultaat en dien je rekening te houden met onder andere het spelverloop. Daarnaast ontstaat bij live-betting, waarbij de speler tijdens de wedstrijd kan inzetten, een short-odd karakter. De tijd tussen inzet en uitslag is dan zeer kort geworden. Het risico op overmatig spelen en verslaving bij dit soort weddenschappen neemt sterk toe.

Op sociale media zien we foto’s verschijnen waarbij spelers uitpakken met hun winsten en positieve commentaren verkrijgen van hun vrienden. Helaas “vergeet” men wel de inzet en de verloren inzet erbij te plaasten. Deze laatste staan maar al te vaak in schril contrast met eventueel behaalde 'winsten'.

Om de bevolking meer bewust te maken van de risico’s van weddenschappen en het breder thema gokken, doen we een oproep aan alle Limburgse besturen om dit thema op de agenda te plaatsen. Om zo proactief te kunnen werken aan preventie en hulpverlenig voor rond deze problematiek.

Voor meer informatie en hulp kan je ook terecht op onze website gokhulp.be

DDA

20 NOV 2014

Winteropvang in Limburg

winteropvang

De buitentemperaturen flirtten de afgelopen nachten stilaan met het vriespunt. In Hasselt en Genk start men daarom met de winteropvang voor daklozen en thuislozen. Op die manier wil men iedere dakloze een warm bed aanbieden tijdens de koude vriesnachten. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om in te stappen in een hulpverleningstraject.

De winteropvang wordt vanuit een ruim samenwerkingsverband georganiseerd in een regie van de twee OCMW’s en CAW Limburg. Concreet zijn er een aantal locaties waar onderdak zal aangeboden worden voor Limburgse daklozen.

In Hasselt kunnen daklozen zich aanmelden bij het CAW voor de nachtopvang. In het onthaalcentrum van het CAW worden dan een capaciteit bedden voorzien voor de nachtopvang.

Overdag kan men in Hasselt terecht in Café Anoniem voor wat warmte, ontmoeting, een douche en eventueel een wasbeurt voor de kleren.

Voor wie niet onder dak wil of kan, is er de mogelijkheid om extra dekens op te halen van maandag tot vrijdag in de Lombaardstraat 20 te Hasselt.

In Genk is de dagopvang in de Grootstraat 83 open van 11u tot 18u. Ook hier kan men terecht voor wat warmte, een douche, kan men gebruik maken van de wasserij en kan men soep en koffie krijgen.

Meer info:

  • CAW Limburg thuislozencentrum: Salvatorstraat 12, 3500 Hasselt 011/ 21 28 65
  • OCMW Hasselt: Albrecht Rodenbachstraat 20, 3500 Hasselt 011/ 30 80 50
  • OCMW GENK: Welzijnscampus 11, 3600 Genk, 089/57 32 00
04 NOV 2014

Cannabis: een richtlijn ter discussie

cannabis ter discussie

De Vlaamse (VAD), Brusselse (FEDITO Bruxelloise) en Waalse (FEDITO Wallonne) koepelorganisaties die het alcohol- en drugwerkveld in België vertegenwoordigen, stellen vast dat het Belgische cannabisbeleid haar beperkingen heeft. De drie regionale verenigingen onderstrepen de waarde van recente alternatieve modellen voor het omgaan met cannabis, en nodigen de federale overheid uit om hierop in te zetten.

Cannabis is de meest gebruikte illegale drug in België. Volgens de nationale gezondheidsenquête (Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, 2008) experimenteerde 14% van de Belgische bevolking ooit met cannabis. Ondanks een schijnbaar dalende trend van het gebruik bij de jongeren, bleek uit de Flash Eurobarometer van juni 2014 dat nog steeds 26% van de 15- tot 24-jarige Belgen ooit cannabis probeerde. Noch het criminaliseren van de verkoop, noch het 'gedogen' van het gebruik, leidde tot een significante daling van het cannabisgebruik.

Cannabis is nochtans geen onschuldig product. Het roken van cannabis leidt tot aandoeningen van de luchtwegen en verhoogt het risico op longkanker (wanneer zoals gebruikelijk gemengd met tabak). Wie veel en/of vaak cannabis gebruikt, kan verslaafd worden. Langdurig cannabisgebruik verhoogt het risico op cognitieve stoornissen.

Na alcohol en opiaten is cannabis het derde middel waarvoor cliënten een behandeling opstarten in de verslavingszorg, en 28,4% van de nieuwe cliënten in de verslavingszorg zijn in de eerste plaats in behandeling omwille van problematisch cannabisgebruik. Toch is het verbieden van cannabis niet de beste oplossing. Zo houdt het verbod de illegale handel en de criminaliteit in stand. Bovendien kan de overheid, zolang het middel illegaal blijft, de kwaliteit ervan op geen enkele manier controleren. Dat is nochtans nodig: nieuwe variëteiten en kweektechnieken die vandaag op illegale plantages gebruikt worden, versterken de psychoactieve werking van cannabis en vergroten zo ook de risico’s. 

Volgens de richtlijn van 2005 worden in bepaalde omstandigheden het gebruik van cannabis en het bezit voor persoonlijk gebruik niet vervolgd. Maar deze richtlijn mist duidelijkheid, en dat zorgt voor problemen. Het bemoeilijkt de  gezondheidspromotie, preventie en responsabilisering van de gebruiker. Vanuit gerechtelijk perspectief schept de richtlijn ook willekeur, wat dan weer leidt tot juridische onzekerheid.

De professionelen in Brussel, Vlaanderen en Wallonië, die elke dag geconfronteerd worden met problematische cannabisgebruikers, pleiten daarom voor de volledige decriminalisering van het gebruik van cannabis en het bezit voor persoonlijk gebruik. Daarnaast vragen ze een versterking van de middelen voor preventie en hulpverlening. De drie koepelorganisaties pleiten voor meer onderzoek op het vlak van reglementering van de productie, de import, de kwaliteitscontrole en de verkoop van cannabis in België. Dit ligt volledig in de lijn van de aanbevelingen van de WHO.

Verder leggen de regionale koepelorganisaties ook elk hun eigen accenten:

  • VAD bekijkt de problematiek vooral vanuit het standpunt van welzijn en gezondheid
  • FEDITO Wallonne bestudeert de nefaste gevolgen van de huidige wetgeving, op het vlak van de volksgezondheid
  • FEDITO Bruxelloise stelt de principes voor van een beleid dat beter inspeelt op juridische en gezondheidsproblemen
29 OKT 2014

Toekomstmogelijkheden blended hulp in de CGG

blended hulpverlening

De wachttijden voor cliënten die beroep willen doen op de publieke geestelijke gezondheidszorg en aanverwante diensten zijn de laatste jaren enorm toegenomen. Een zeer onplezierige situatie voor de cliënten zelf, die vaak na langdurige overwegingen een stap zetten richting hulpverlening, maar ook voor de hulpverleners die zich onder druk voelen staan.

Door de huidige besparingsgolven ziet het er niet onmiddellijk naar uit dat er uitbreidingen zullen komen aan het personeelsbestand waarover de voorzieningen kunnen beschikken. Maar ook los daarvan kan de vraag gesteld worden in hoeverre we exclusief kunnen blijven vasthouden aan hulpverlening onder de vorm van intensieve individuele face-to-face contacten.

Individuele contacten zullen natuurlijk altijd een belangrijke plaats blijven innemen, maar er zal ook moeten gekeken worden naar alternatieven, zoals aangepaste groepsmethodieken en de zogenaamde ‘blended hulpverlening’.

Uitbreiding van de mogelijkheden

Bij de blended hulpverlening worden face-to-face gesprekken gecombineerd met online methodieken. Online vragenlijsten, dagboeken of andere opdrachten kunnen dan vooraf gaan aan de therapie of begeleiding, deze ondersteunen tijdens de face-to-face contacten of ingezet worden bij de nazorg. Maar er is meer…

Het feit dat cliënten thuis of op andere locaties aan de slag kunnen betekent ook een uitbreiding van de mogelijkheden.

Voorafgaand aan de persoonlijke contacten zijn cliënten in staat reeds een deel van het werk zelf doen. Online informatie of andere opdrachten kunnen de problemen of de sterktes van de cliënt duidelijker in beeld brengen, niet in de laatste plaats voor de cliënt zelf. Meteen is de cliënt ook meer betrokken bij het hulpverleningsproces en neemt hij een meer actieve houding aan.

Tijdens de fase van de face-to-face contacten bevordert de blended aanpak de transfer van wat tijdens begeleidingsgesprekken geleerd of geëxploreerd werd, naar de dagdagelijkse situatie van de cliënt. Hulpverleners of begeleiders kunnen gerichte opdrachten geven waarmee in de vertrouwde omgeving van de cliënt kan geregistreerd, geëxploreerd of geoefend worden.

Bijvoorbeeld:

  • Huiswerkopdrachten, begeleid door informatieve teksten of video’s, kunnen via computer of laptop uitgevoerd worden wanneer het de cliënt past.
  • Een dagboekapplicatie op een smartphone laat toe om ‘on the spot’ te registreren.
  • Ontspanningsoefeningen of mindfulness trainingen kunnen met audio-visuele middelen ondersteund worden.
  • Reminders herinneren cliënten aan het stellen van bepaalde gedragingen (tijdig medicatie nemen bijvoorbeeld).
  • Groepsmethodieken kunnen eveneens gedeeltelijk of geheel online aangeboden worden via groepschat of videoconferencing.

Blended hulpverlening kan dus de transfer bevorderen. Maar er is meer…

Integratie van mogelijkheden

Werkelijke blended hulp betekent een integratie van face-to-face en online mogelijkheden die elkaar versterken. In een heel aantal gevallen kunnen daardoor de directe contacten in de spreekruimte verminderd worden en/of meer gespreid over de tijd.

Er zou zo meer tijd kunnen vrijkomen om tijdens de face-to-face contacten meer te focussen op bepaalde deelaspecten van de thema’s die online aan bod kwamen of op heel andere inhoud en belevingen van de cliënt. M.a.w. het biedt mogelijkheden om ‘korter op de bal te spelen’.

Vanzelfsprekend dienen er rond online contacten afspraken gemaakt te worden met de cliënt: hoe vaak, hoe uitgebreid en wat wordt best doorverwezen naar de face-to-face sessies.

Zoals reeds eerder vermeld kan blended hulp ook voor groepen aangeboden worden via groepschat of videoconferencing. Het voordeel van groepsmethodieken is niet enkel dat er meer mensen tegelijkertijd kunnen bereikt worden met een kleinere tijdsinvestering, maar ook dat deze op zich extra motiverend en ondersteunend kunnen zijn. Zo biedt in Vlaanderen Werkgroep Verder, naast het reguliere aanbod, reeds online groepsgesprekken aan voor nabestaanden van zelfdoding.

Tenslotte kan bijvoorbeeld in een psycho-educatief groepsaanbod eveneens gebruik gemaakt worden van online hulpmiddelen, al dan niet opgevolgd door een hulpverlener.

Implementatie van blended hulp

Blended hulpverlening implementeren zou een reorganisatie betekenen van de hulpverlening zoals we die nu kennen.

De implementatie van nieuwe werkmethodes vragen tijd en een systematische aanpak. Het gaat immers om bewustwording, exploratie, kennismaking, opleiding, aanpassen van de technische infrastructuur, experimenteren, opvolging en evalueren. Niet alleen voor de hulpverleners, maar ook voor de coördinatoren en andere leidinggevenden. Implementatie van online hulp houdt dus in zekere zin een organisatieverandering in. Ook de betreffende overheden zullen hierbij ‘een duit in het zakje’ moeten doen (soms letterlijk, soms figuurlijk).

Het is dus nog wat vroeg om reeds een geïntegreerde aanpak te verwachten. Wat niet wil zeggen dat er niet naar de toekomst kan gekeken worden…

Meer lezen

HCL